Van TB infectie naar TB ziekte
Wat na een besmetting?
Niet iedereen die besmet raakt met de tuberculosebacterie wordt daadwerkelijk ziek. In dit deel leggen we uit hoe men besmet kan raken met TB (de weg van bacterie naar lichaam) en wat er vervolgens gebeurt. Een belangrijk onderscheid is dat tussen een tuberculose-infectie (besmetting zonder ziekteverschijnselen) en acute actieve tuberculose. We beschrijven hoe tuberculose wordt overgedragen en wie risico loopt op infectie. We leggen uit dat een infectie op zich nog geen tuberculoseziekte betekent – vaak blijft de bacterie in slapende vorm aanwezig (dit noemen we een TBI of tuberculose-infectie) zonder dat iemand ziek of besmettelijk is. We bespreken hoeveel procent uiteindelijk alsnog ziek wordt en welke factoren die kans vergroten. Ook leest u hoe zorgverleners omgaan met TB infecties om te voorkomen dat ze evolueren naar actieve TB.
Hoe raak je besmet?
Besmetting via de lucht: Tuberculose wordt van mens op mens overgedragen via de ingeademde lucht. De bacterie komt vrij wanneer iemand met besmettelijke longtuberculose hoest, niest of zelfs luid praat. Als een ander persoon deze bacteriën inademt, kan hij of zij besmet raken (een tuberculose-infectie oplopen). Gelukkig zijn tuberculosebacteriën niet zo gemakkelijk overdraagbaar als bijvoorbeeld griep- of COVID-virussen. Meestal moet je langdurig en intensief contact hebben met een besmettelijke TB-patiënt voor je zelf geïnfecteerd raakt. Vaak gaat het om samenwonen of werken in dezelfde afgesloten ruimte gedurende meerdere uren per dag. Iemand die slechts kort in de buurt is (bijv. een toevallige busreiziger) loopt maar een klein risico. Goede ventilatie en beschermingsmaatregelen (zoals een mondmasker dragen bij actieve TB) verkleinen de kans op overdracht nog verder.
Wat niet besmettelijk is: Tuberculose verspreidt zich niet via handdrukken, kleding, gedeelde voorwerpen of eten en drinken. U kunt iemand dus gerust de hand schudden of omhelzen – daar krijgt u geen TB van. Zelfs als u in de omgeving bent van iemand met tuberculose, betekent dat niet automatisch dat u besmet wordt. Besmetting treedt vrijwel uitsluitend op door het inademen van besmette aerosol in de lucht. Als voorzorg wordt wel aangeraden om, wanneer iemand besmettelijke tuberculose heeft, nauwe contacten (gezinsleden, huisgenoten, heel goede vrienden of collega’s met wie de patiënt veel tijd doorbrengt) te onderzoeken op TB-infectie. Dit gebeurt via een huidtest of bloedtest enkele weken na het laatste contact.
Wat als ik contact had met een TB-patiënt? Als u langere tijd dicht bij iemand bent geweest die open tuberculose bleek te hebben, is het verstandig dit aan uw huisarts of de Respiratoire Gezondheid te melden. De Respiratoire Gezondheid voert in zulke gevallen in overleg met het Departement Zorg een contactonderzoek uit: de nauwe contacten van de patiënt worden uitgenodigd voor een gratis onderzoek op TB-besmetting en eventuele verdere opvolging. Dit bestaat doorgaans uit een tuberculinehuidtest (Mantoux-test) of bloedtest (IGRA), en soms ook een longfoto. Zo kan men tijdig opsporen of u de infectie heeft opgelopen. Als dat zo is, dan bent u niet ziek maar draagt u wel de bacterie. In overleg met de arts kan besloten worden om een preventieve behandeling te starten zodat u niet later alsnog ziek wordt. U krijgt dan enkele maanden antibiotica om de aanwezige bacteriën te doden.
Een infectie is nog geen tuberculoseziekte
Wanneer u besmet raakt met tuberculose (de bacterie komt uw lichaam binnen), betekent dit gelukkig niet automatisch dat u ook ziek wordt. In de meeste gevallen vangt het afweersysteem de bacteriën meteen af. De tuberkelbacteriën kunnen dan in het lichaam achterblijven in een slapende toestand, ingekapseld door het immuunsysteem. We noemen dit een tuberculose-infectie, vaak kortweg TBI genoemd (vroeger sprak men van “latente tuberculose-infectie” of LTBI). Iemand met zo’n TB infectie heeft geen klachten, is niet besmettelijk voor anderen en weet meestal zelf niet dat hij of zij besmet is geraakt. Alleen met een specifieke test – een huidtest of bloedtest – kan men aantonen dat het lichaam ooit in contact is geweest met de TB-bacterie.
Voor de overgrote meerderheid blijft het daarbij: naar schatting 90% van alle mensen die geïnfecteerd worden met TB, zullen hier nooit ziek van worden. Hun immuunsysteem houdt de bacteriën levenslang onder controle. Slechts ~10% van de besmette personen krijgt later in zijn of haar leven alsnog actieve tuberculose. Dat gebeurt meestal als de afweer om een of andere reden verzwakt en de bacteriën weer actief kunnen gaan groeien. Factoren die de kans op ziekte verhogen, zijn onder andere: een hiv-infectie (aids), bepaalde chronische ziekten zoals suikerziekte (diabetes) of nierfalen, zware medicatie die de immuniteit onderdrukt (bijvoorbeeld chemotherapie, hoge dosis cortisone of TNF-alfa remmers), ernstige ondervoeding, drugs- of alcoholverslaving, hoge leeftijd, enzovoort. Ook de tijd sinds besmetting speelt een rol: de grootste kans om ziek te worden is in de eerste twee à vijf jaar na de infectie. Nadien “kalmeert” de infectie meestal en neemt de jaarlijkse reactivatiekans sterk af (al verdwijnt het risico nooit helemaal).
Omdat een latente tuberculose-infectie onopgemerkt kan blijven, is actieve opsporing soms nodig bij mensen die mogelijk besmet zijn. Bijvoorbeeld: nauwe contacten van een patiënt krijgen een mantoux-huidtest of IGRA aangeboden, ook als ze geen symptomen hebben. Wanneer zo’n test positief is, betekent dit dat die persoon de bacterie draagt (TBI positief), maar verder onderzoek (zoals een longradiografie) moet uitwijzen of er al dan niet actieve ziekte is. Als er geen aanwijzingen voor ziekte zijn, spreekt men van latente infectie. Een preventieve behandeling kan dan aangeraden worden, vooral bij mensen met hogere risico’s (zie boven). Dit houdt in dat men gedurende een bepaalde periode antibiotica inneemt om de slapende bacteriën te doden vóór ze schade kunnen aanrichten. Door zo’n behandeling daalt de kans om ooit tuberculose te ontwikkelen met meer dan 90%. In België is het beleid dat men enkel gerichte opsporing en behandeling doet bij mensen met een duidelijk verhoogd risico. Zo vermijden we onnodige behandelingen. Uw verpleegkundige van de Respiratoire Gezondheid kan een advies formuleren volgens de officiële richtlijnen en met u afwegen of preventieve therapie in uw situatie nuttig is.
Gerelateerde content
Doorzoek onze kennisbank